Als zeeman op de woeste baren, als bonk op de wijde zee
Heb ik heel wat afgevaren, mens, wat maakte ik veel mee!
Ik kwam in 100.000 baaien en ik rondde elke kaap
Ik vocht met roggen en met haaien, maar goed, genoeg! Nou heb ik slaap!
Toen, die keer bij de Azoren, zagen wij een kleine stip
Toen die groter was geworden, bleek het een piratenschip!
Nou, dat werd een potje knokken, ik gaf ze met mijn mes een jaap
Of ik sloeg ze uit d'r sokken, maar goed, genoeg! Nou heb ik slaap!
Op een dag in januari, op de Stille Oceaan
Kwamen wij in de penarie door een knots van een orkaan
Golven, hoger dan de zeilen, gaven ons op onze raap
Hakten op ons in als bijlen, maar goed, genoeg! Nou heb ik slaap!