Toen hij zei: "Schat, ik moet nu even met je praten"
Nee, toen ie binnenkwam, toen wist ze 't al: 't Is mis
Toen hij maar steeds naar buiten keek
En elke keer haar blik ontweek
Wist ze opeens: O God, hij wil me gaan verlaten
Hij was heel rustig en beheerst, dat kon ze horen
Zonder gestotter en terdege voorbereid
En zij dacht: Lul, ik hou van jou
En nou, mijn God, hoe moet dat nou
Maar ze wist best dat ze hem lang al had verloren
Hij zei: 't Is beter zo, we kunnen vrienden blijven
Als we weer vrij zijn, knelt de band ook niet meer zo
En na een poos ben ik misschien
Dan wel weer blij om je te zien
Maar zij dacht enkel: God, ik haat gescheiden wijven
Zijn stem ging verder, maar ze hoorde enkel klanken
Zoiets als sleur, identiteit en rolpatroon
Ze zag hem staan terwijl ie sprak
Z'n handen losjes in z'n zak
Welsprekend bezig om haar keurig af te danken
En toen ie eindelijk gestopt was met betogen
Keek ze hem aan en zei vrij toomloos: Geen probleem
Ik had toch ook niet meer zo'n zin
Ze hield haar tranen dapper in
Want tegen hem had zij daarvoor nog nooit gelogen