De oude accordeonist, niet arm, niet blind,
niet bezopen. Leunend op de reling in een
baai ergens in de Oost. Denkend aan zijn
slotzin uit een brief van lang, lang
geleden, die hij bij z'n allerliefste
makker achterliet als troost:
"Alles past al in elkaar zonder mij, zonder
mij past alles in elkaar. Alles past al in
elkaar zonder mij, zonder mij past alles in
elkaar"
En ergens in het westen draait de waard het
grote licht uit. Schenkt een borrel, neemt
achter zijn barrelpiano plaats. En speelt
een melodietje uit een ver, ver, vaag
verleden. Zit in zijn gedachten weer in
Holland aan het water en zingt tweestemmig
met zijn maat: lalala
(Als jij dit hoort zijn ze al twintig jaar
dood of wonen ieder alweer ergens anders in
een of ander verlaten oord. Maar wees niet
te zeker dat zij niet bij je zijn als jij
dit hoort: als jij dit hoort)