Gretig vreten vlammen
Hongerig, gulzig
De Hofstede, verloren
Ol -vint kwam zoals gezworen
De zeven jaar zijn verstreken
Geknetter verstoort door smeken De duivel kan niet worden afgetroefd
Hij die gaarne een ziel behoeft
Zwaveldampen, zwarte rook
De dood lonkt, bloed kookt
Botten versmelten en vergaan tot as Oarend Cent, een gekraakt karkas
De dageraad nadert
Het vuur is verzadigd
Niets rest meer van deze onheilsplek
Slechts de beenderen van een vrek
Herinneringen aan rijkdom, aan Grait
De vunzige labbekak met haar dampende zweet
Als de nacht haar mantel heeft geworpen
Hangt er een duivelse gloed boven de Groninger dorpen
Met de stilte kwam de kou
Zilte zeewind snijdt door verkoold hout
Eens een weelderig bestaan
In rook op gegaan
Herinneringen aan rijkdom, aan Grait
De vunzige labbekak met haar dampende zweet
Als de nacht haar mantel heeft geworpen
Hangt er een duivelse gloed boven de Groninger dorpen