In het holst van de nacht
Als het overal stil is
Zo stil dat je denkt aan de dood
Dan zit ik nog klaarwakker
Over glazen gebogen
En mijn dorst is nog altijd te groot
Er is aan soort geluk
Die zich nooit laat verdrinken
Ze laat me nog steeds niet met rust
Het is laat en dat zal het
Ook altijd wel blijven
Zodat ik ook de laatste nog lust
Hef het glas op mijn hart
Dat altijd zal branden
Van wat het verlangt
Wat het verlangt
Van liefde en drank
Op het heetst van de dag
Als het overal stil is
Zo stil dat het lijkt op lawaai
Kijk omhoog naar de hemel
Die dan rood, geel en blauw is
En die woest om de aarde heen draait
Er is aan soort geluk
Die zich nooit laat verdringen
Ze houdt me nog steeds van mijn bed
In een hoek van de kamer
Staat de fles al te wachten
Die ik 's nachts maar vast klaar heb gezet
Hef het glas op mijn hart
Altijd zal branden
Van wat het verlangt
Wat het verlangt
Van liefde en drank
Hef het glas op mijn hart
Dat altijd zal branden
Van wat het verlangt
Wat het verlangt
Van liefde en drank